OVER DE GRENZEN VAN DE REDE

1. Vooraf2. Hoe wij denken3. Waanzin: een zeer korte inleiding4. De omgekeerde wereld
5. Het narrenschip6. Archimedes’ waanzinnige meesterbrein
7. De wanen van wijlen dris. Piet Vroon, psycholoog8. Het waanland Xamara9. Droomtijd

Het waanland Xamara

Tijdens zijn opleiding voor psychoanalyticus besloot de Engelse publicist Darian Leader om praktijkervaring op te doen door als vrijwilliger in een therapeutische gemeenschap te gaan werken.

De waanzinnigen met wie hij daar te maken kreeg gingen door de langdurige medicatie rustig en stilletjes hun gang, met uitzondering van één man die graag met hem wilde praten en met wie hij urenlang heftig over filosofische, politieke en actuele kwesties kon discussiëren:

Hij was welbespraakt, scherpzinnig en uiterst intelligent, en ik begreep er dan ook niets van dat hij de laatste jaren in psychiatrische inrichtingen had doorgebracht. Als ik zo met hem praatte leek hij niet meer of minder gestoord dan de studievrienden met wie ik na mijn werk in de buitenwereld omging.[1]

Tot zijn gesprekspartner hem op een dag begon te vertellen over een land waarvan hij nog nooit had gehoord:

Eerst stoorde hij zich aan mijn onwetendheid, maar toen legde hij me uit dat hij niet in Engeland woonde, maar in Xamara, een land dat bevolkt werd door wilde dieren en een paar exotische goden. Hij beschreef de geografie, de geschiedenis en de infrastructuur van dat land zoals de gezusters Brontë dat konden met de koninkrijken Angria en Gondal die ze als kind hadden verzonnen en bewoond.[2]

Leader verbaasde zich erover dat binnen het bestaan van één individu het normale en het waanzinnige leven zo naadloos aan elkaar verbonden kunnen zijn, en hoe iemand zonder daar merkbaar last van te hebben als een centaur, half mens half dier, in twee verschillende werelden tegelijk kan leven. Maar wat hij zich vooral afvroeg was of het wel nodig was om iemand die volgens anderen in Engeland verbleef maar zelf dacht in Xamara te wonen daarvoor te behandelen en in een inrichting op te nemen, omdat hij er niemand kwaad mee deed en het in zijn eigen leven ook geen probleem vormde. Als er om wat voor reden dan ook een brug vanuit de normale wereld naar een schizofreen geslagen moet worden, met als uitgangspunt hem terug te halen naar een enkelvoudige werkelijkheid, is dat dan geen zodanige inbreuk op zijn persoonlijkheid, dat het eerder verzet dan begrip zal oproepen?[3] De ‘patiënt’ krijgt immers te horen dat hij abnormaal gedrag vertoont, dat hij anders moet leren denken en zichzelf moet zien als iemand die lijdt aan een ziekte waarvoor hij medicijnen moet slikken om weer ‘beter’ te worden. Bovendien krijgt hij een diagnostisch etiket opgeplakt dat hem gedurende zijn hele verdere leven niet alleen in zijn medische dossier, maar ook in zijn geest blijft aankleven.[4] Het is opvallend, schrijft Leader, hoezeer we in de afgelopen halve eeuw verwijderd zijn geraakt van een in de jaren zestig van de vorige eeuw begonnen cultuur van tolerantie en nieuwsgierigheid zonder vooroordelen, terwijl psychotherapeuten sindsdien waanzin als een genetisch of neurologisch gebrek zijn gaan zien, een hersenziekte die eenvoudig met medicijnen is te genezen,[5] met als ernstigste bijverschijnsel de verleiding om het daar maar bij te laten. Waanzinnigen dienen echter niet behandeld te worden als ‘een vat vol afwijkende biologische mechanismen’, maar er moet serieus geïnvesteerd worden in een dialoog waarbij oprechte interesse wordt getoond voor de logica van een andere, even legitieme wereld, met als niet gering bijkomend voordeel dat het wereldbeeld van de ‘behandelaar’ tot een grotere, voordien onbekende ruimte kan worden uitgebreid.[6]


Met de humanisering die William Tuke in Engeland en Philippe Pinel in Frankrijk driehonderd jaar geleden met hun hervormingen hebben doorgevoerd lijkt het misschien of de psychiatrische behandelingen minder wreed zijn geworden, maar in feite heeft het geweld tegen de waanzin alleen maar een andere vorm aangenomen en is de vroegere dwang van buitenaf tegenwoordig naar binnen gericht in de vorm van het opdringen van een levensvisie. De therapeut die zijn eigen normen en waarden aan de waanzinnige probeert op te leggen is vergelijkbaar met de christelijke kolonist die primitieve inboorlingen de les leest, uiteraard voor hun eigen bestwil. Of het systeem dat wordt opgelegd nu seculier, educatief of religieus is, het walst over de persoonlijkheid, de cultuur en de geschiedenis heen van degenen die er naar men zegt mee worden geholpen.[7] Na de gerichte pogingen om het racisme en het seksisme uit te bannen is het nu de beurt aan een nieuwe emancipatorische beweging die het verwerven van een eigen rechtmatige positie van de waanzin tot doel heeft. Er moet een visie ontwikkeld worden die niet naar de veronderstelde fouten in de geest zoekt, maar kijkt naar de positieve verworvenheden in ieders relatie tot de buitenwereld:

Er zou naar gestreefd moeten worden het bijzondere in ieders verhaal te achterhalen in plaats van hen aan te willen passen aan de toevallig vigerende normen, en uit te vinden waaruit hun werkelijkheid bestaat en wat dat henzelf en alle anderen kan opleveren.[8]

Een soort voortdurend rortyaans gesprek bij het haardvuur dus, met meer belangstelling voor dan kritiek op alle voorkomende meningen en inzichten. Maar het algemene beeld is nog steeds dat waanzinnigen buitengewoon slim dan wel ongelooflijk dom zijn, met weinig daar tussenin. Inderdaad kan de waanzin soms met extreme kenmerken gepaard gaan, maar dat hoeft lang niet altijd het geval te zijn. We kennen allemaal de Anders Breivik-, Volkert van der Graaf- of Mohammed Bouyeri-achtige verhalen over de man die zakelijk en privé een rustig leven leidt, op een dag naar kantoor gaat, daar voorbeeldig zijn werk doet, vervolgens naar een openbare gelegenheid gaat, een pistool tevoorschijn haalt en mensen neerschiet, Het betreft dan een geval van ‘stille waanzin’ dat op een kwade dag opeens kan uitbarsten in een eenmalige, luidruchtige explosie van extreem geweld, waarbij het ‘stille’ slaat op het vóór die tijd ontbreken van opvallende kenmerken.

Een ander beroemd geval van het langdurig schijnbaar probleemloos samengaan van een gewoon leven en onzichtbare dus onopgemerkte waanzin is dat van de alom gerespecteerde Engelse huisarts Harold Shipman, bijgenaamd Dr. Death, die over een periode van vele jaren minimaal 250, maar waarschijnlijk nog veel meer mensen kon vermoorden zonder dat het opviel.

A person with a beard and glasses

Description automatically generated with low confidence

Hij deed dat door zijn veelal oudere patiënten een dodelijke injectie van morfine of heroïne toe te dienen en werd in 1998 ontmaskerd door de dochter van zijn laatste slachtoffer. In januari 2000 werd hij veroordeeld tot verschillende malen levenslange gevangenisstraf voor de bewezen moord op vijftien personen, maar heeft nooit een bekentenis afgelegd. Hoe betrokken en zorgzaam hij tegelijkertijd toch nog was bleek in de gevangenis, waar hij in zijn cel spreekuur hield voor zijn medegevangenen en bewakers, en de rest van zijn tijd besteedde aan de vertaling van Harry Potter in braille.[9] In een brief aan zijn vrienden vanuit de gevangenis schreef hij: ‘De politie vindt me zo saai. Geen maîtresses, geen huis in het buitenland, geen geld op Zwitserse bankrekeningen, ik ben zo normaal.’[10] Op 13 januari 2004 hing hij zichzelf op in zijn cel.

Maar wat nu als deze mensen, wat veel gebruikelijker is, die moorden niet hadden gepleegd en gewoon waren doorgegaan met hun onopvallende bestaan, als de waanzin en het normale leven zoals in het geval van de Xamarabewoner probleemloos samen konden gaan? Misschien hadden zij zich na hun pensionering helemaal op een hobby gestort, een historisch onderwerp opgepakt, een stamboomonderzoek of een studie begonnen, een dagboek of roman geschreven. In dat geval is er sprake van witte of stille waanzin, waarvan de basisstructuren kennelijk in ieders hersenen aanwezig zijn, en is het alleen maar de vraag wat er voor zorgt dat een enkeling wel de trekker overhaalt of een injectie toedient, maar verreweg de meesten niet.[11] Het ligt voor de hand te veronderstellen dat de meeste waanzinnigen door het leven gaan zonder ooit een psychose op te lopen, en dat de meest voorkomende vormen van paranoia en schizofrenie de verborgen varianten zijn, de soorten die nooit tot krankzinnigheid leiden.[12] In die gevallen vormen waanzin en rede geen wringende tegenstelling, maar zijn ze gelijkwaardig aan elkaar, een visie die zoveel eerder al door Desiderius Erasmus en Blaise Pascal is verdedigd.[13]

Blijft het natuurlijk de vraag waarom bij een minderheid wel een psychose of een waanbeeld met noodlottige gevolgen tot ontwikkeling komt. Volgens Leader wordt de kiem daarvoor al heel vroeg in het leven bij iedereen gelegd, maar voor het daadwerkelijk manifest worden spelen er ook een aantal andere factoren mee, zoals aangeboren genetische en neurologische defecten, opgroeien in een gezin met problematische ouders zoals een depressieve moeder of een afwezige vader, of gebrekkige sociale vaardigheden om maar een paar voor de hand liggende mogelijkheden te noemen.[14] En dan moet er nog een breuk in de leefomstandigheden plaatsvinden die de alledaagse, stille waanzin in één klap kan doen omslaan in zijn explosieve tegenhanger: verlies van maatschappelijke functie door ontslag of pensionering, verandering van omgeving, stuklopen van het huwelijk, of het verlies van ouders of geliefden. Het zijn bekende aanleidingen voor een activering, die allerlei vormen kan aannemen, van een spectaculaire uitbraak van hallucinaties of wanen zoals Piet Vroon is overkomen tot een wat minder opvallende belangstelling voor occulte zaken en vormen van bijgeloof.[15]

Het manifest worden van een waan of psychose verloopt doorgaans in een aantal onderscheidbare fasen. Het begint met het vage vermoeden dat er iets mis is, dat er dingen veranderd zijn, wat een angstig en onzeker gevoel veroorzaakt, maar ook een toestand van gelukzaligheid en tevredenheid teweeg kan brengen. De wereld doet zich opeens vol betekenis voor en de dingen lijken op een of andere manier allemaal van belang, zonder dat dit nader omschreven of verklaard kan worden. In tegenstelling tot de lichamelijke problemen die zich in latere fasen manifesteren en waarbij een arts zou kunnen worden ingeschakeld, zijn er nog geen duidelijke klachten en is er eerder sprake van een wisselende reeks van dingen die een algemeen gevoel van onbehagen veroorzaken. In een volgende fase van de waan begint de wereld te spreken,[16] en dienen zich momenten aan waarin een waarheid wordt ingezien en er een plaats in een betekenisvol Plan blijkt te zijn. Er doen zich ‘vreemde flitsen van inzicht’ voor en ‘vruchtbare momenten’ waarin het iemand duidelijk wordt een missie te hebben of dat anderen tegen hem samenspannen.[17]

In de psychiatrie is al ruim anderhalve eeuw bekend dat wat algemeen als symptomen van waanzin worden beschouwd, in feite reacties óp waanzin zijn, en eerder de oplossing dan de oorzaak van het probleem vormen. Volgens Sigmund Freud zijn wanen en psychosen ‘opvallende en luidruchtige pogingen tot herstel of genezing’, [18] en kan een waan een manier zijn om zicht te krijgen op wat wordt doorgemaakt, waarbij alle deductieve vermogens worden aangesproken om een antwoord te vinden.[19] Als dat inderdaad het geval is dan kan de waanzin niet meer worden teruggebracht tot een verzameling opvallende gedragskenmerken. Dan is het denken niet meer als ‘chaotisch’ te kwalificeren, maar volgt het een bepaalde interne logica, waar inzicht in verkregen kan worden door te luisteren naar wat de waanzinnigen zelf te vertellen hebben over wat er in hun hoofd omgaat en wat er in hun leven is voorgevallen, waarbij het standpunt van waaruit ze hun verhaal vertellen serieus wordt genomen, evenals de logica die ze zelf hebben ontwikkeld. In deze benadering staan normaliteit en waanzin niet alleen maar tegenover elkaar, maar liggen evenzeer op één lijn in elkaars verlengde.[20] Mogelijk dat een reis naar het buitenland een verhelderende metafoor kan bieden, een reis die niet is bedoeld om dat land te annexeren, maar om ‘vreemde landen en volken’te leren kennen en in hun eigen waarde te laten.

Volgens deze opvatting is het aan de psychiater een manier te vinden om de problemen van de waanzinnige op te lossen, waarbij het zaak is dat het verhaal niet wordt afgekapt of omgevormd, maar de logica van de waan wordt opgespoord, gevolgd en aangemoedigd.[21] Als mensen een fobie hebben die al tientallen jaren structuur aan hun leven heeft gegeven, moet een psychiater zich wel tien keer bedenken of hij wel een interventie moet plegen. Freud heeft wel eens een patiënt met pleinvrees van zijn fobie afgeholpen, om vervolgens te moeten vaststellen dat de man een psychose kreeg, die pas verdween toen de fobie met hypnose was hersteld.[22] Het gaat erom dat de therapeut openstaat voor wat patiënten zeggen en voor de logica van de wereld die ze bewonen.[23] Dat betekent meteen dat er geen eenduidige formule voor een psychoanalyse bestaat. Er zijn alleen een psychoanalyticus en een psychoot, en wat er in de relatie tussen hen gebeurt moet per geval opnieuw worden uitgevonden.[24] Uiteraard is het veel makkelijker om te denken dat het met een uniforme methode kan, dan te erkennen dat bij elke individuele patiënt weer een andere aanpak moet worden bedacht.[25]

Therapeuten die over de problemen bij het langdurig werken met waanzinnigen schrijven, hebben het vaak over het ‘symbiotische’ karakter van de situatie. De therapeut en de waanzinnige lijken onlosmakelijk aan elkaar gekluisterd in een relatie die derden buitensluit. De drang naar sessies kan enorm zijn, en de therapeut die patiënten langdurig in behandeling heeft, zal intense emotionele woelingen, onstilbare behoeften, tartende provocaties en woede-uitbarstingen moeten kunnen doorstaan.[26] Dat is het best te realiseren als de therapeut zich niet in de relatie verliest, maar betrokkenheid opbrengt en tegelijk de nodige afstand weet te houden met het als een volwaardige acteur ‘doen alsof’. Als we deze opvatting over alledaagse waanzin ernstig nemen, kan dat ingrijpende gevolgen voor onze samenleving hebben. Als we accepteren dat er een fundamenteel verschil bestaat tussen waanzinnig zijn op een manier die uitstekend is te combineren met het leven van alledag, en waanzinnig worden doordat de omstandigheden daarvoor manifest zijn geworden, kunnen we de verschillende manieren die ieder voor zich bedenkt om zijn leven te stabiliseren, leren respecteren. Als we erkennen dat wanen pogingen zijn om oplossingen te creëren, dan zullen we ook vraagtekens moeten plaatsen bij elk voornemen om waanzinnigen terug te halen naar een werkelijkheid met de gebruikelijke reeks normen en waarden.[27]

Tot slot vermeldt Leader dat het niet zijn bedoeling is een karikatuur te maken van medische therapieën, en dat er beslist gevallen zijn waarbij die goed van pas komen, maar ze kunnen ook onnodig ‘robots’ voortbrengen, die als een soort buikspreekpoppen de taal en de levensvisie van de therapeut reproduceren[28] in plaats van een levendig en zinvol bestaan in Xamara te leiden. Want wat we niet mogen vergeten, hoe lastig dat ook mag lijken, is dat de variatie binnen een biologische soort, of met andere woorden de afwijkingen van het normale, een essentiële voorwaarde is voor de vernieuwing, de levensvatbaarheid en het voortbestaan ervan.[29] Dat geldt zowel voor de speelruimte op het moleculair-biologische niveau van het DNA, als voor de neurale structuren in de hersenen en de geestesproducten die daar uit voortkomen.

Laten we nog een keer terugkeren naar de opmerking van Darian Leader dat hij tijdens zijn opleiding tot psychotherapeut in een inrichting voor waanzinnigen te maken kreeg met iemand die volkomen begrijpelijk over allerlei interessante kwesties kon discussiëren en van wie hij maar niet begreep waarom hij daar zat opgesloten. Pas na enige tijd kwam hij erachter dat zijn gesprekspartner niet in Engeland, maar in Xamara bleek te wonen, een land dat weliswaar niet in een schoolatlas is terug te vinden, maar waarvan de bewoner niettemin een zeer helder geografisch en cultuurhistorisch beeld had. Hoewel Leader dit als een uitzonderingssituatie beschouwde, ligt het meer voor de hand om dat eerder als regel te zien en is het merkwaardig dat het in de communicatie tussen mensen nog tamelijk lang kan duren voordat duidelijk wordt dat iedereen in essentie zijn eigen Xamara bewoont. Daarbij heeft iedereen ook nog de begrijpelijke neiging de ideeën en gebruiken in zijn eigen thuisland als ‘normaal’ te ervaren en alle anderen als vreemdelingen te beschouwen van wie de afwijkende normen en gedrag in het kader van een ‘goede integratie’ nodig dienen te worden aangepast. Daarmee zijn we terug bij Fjodor Dostojevski’s notitie dat we, om zelf voor normaal te kunnen doorgaan, voor alle zekerheid vrienden, magen en buren maar opsluiten.[30] Mogelijk dat Richard Rorty’s voorstel (zie hoofdstuk VIII) tot het voeren van een voortdurend gesprek − waarin een open oor voor het verhaal van een ander minstens even hoog op de agenda staat als het kunnen vertellen van het eigen verhaal en het bereiken van uiteindelijke overeenstemming niet tot het belangrijkste oogmerk behoort − tot een aanzienlijke verbetering van de verstandhouding tussen mensen kan leiden, waarbij we in het midden kunnen laten waar de zin eindigt en de waan begint.

  1. Darian Leader, Wat is waanzin? (vert. René van de Weijer, Stanneke Wagenaar), De Bezige Bij 2012, blz. 8-9.

  2. Darian Leader, Wat is waanzin? (vert. René van de Weijer, Stanneke Wagenaar), De Bezige Bij 2012, blz. 8-9.

  3. Darian Leader, Wat is waanzin? (vert. René van de Weijer, Stanneke Wagenaar), De Bezige Bij 2012, blz. 9.

  4. Darian Leader, Wat is waanzin? (vert. René van de Weijer, Stanneke Wagenaar), De Bezige Bij 2012, blz. 16.

  5. Darian Leader, Wat is waanzin? (vert. René van de Weijer, Stanneke Wagenaar), De Bezige Bij 2012, blz. 14.

  6. Darian Leader, Wat is waanzin? (vert. René van de Weijer, Stanneke Wagenaar), De Bezige Bij 2012, blz. 399-400.

  7. Darian Leader, Wat is waanzin? (vert. René van de Weijer, Stanneke Wagenaar), De Bezige Bij 2012, blz. 15.

  8. Darian Leader, Wat is waanzin? (vert. René van de Weijer, Stanneke Wagenaar), De Bezige Bij 2012, blz. 16.

  9. Darian Leader, Wat is waanzin? (vert. René van de Weijer, Stanneke Wagenaar), De Bezige Bij 2012, blz. 341.

  10. Darian Leader, Wat is waanzin? (vert. René van de Weijer, Stanneke Wagenaar), De Bezige Bij 2012, blz. 355.

  11. Darian Leader, Wat is waanzin? (vert. René van de Weijer, Stanneke Wagenaar), De Bezige Bij 2012, blz. 19.

  12. Darian Leader, Wat is waanzin? (vert. René van de Weijer, Stanneke Wagenaar), De Bezige Bij 2012, blz. 21.

  13. Darian Leader, Wat is waanzin? (vert. René van de Weijer, Stanneke Wagenaar), De Bezige Bij 2012, blz. 30.

  14. Darian Leader, Wat is waanzin? (vert. René van de Weijer, Stanneke Wagenaar), De Bezige Bij 2012, blz. 171.

  15. Darian Leader, Wat is waanzin? (vert. René van de Weijer, Stanneke Wagenaar), De Bezige Bij 2012, blz. 214.

  16. Darian Leader, Wat is waanzin? (vert. René van de Weijer, Stanneke Wagenaar), De Bezige Bij 2012, blz. 208-211.

  17. Darian Leader, Wat is waanzin? (vert. René van de Weijer, Stanneke Wagenaar), De Bezige Bij 2012, blz. 213.

  18. Darian Leader, Wat is waanzin? (vert. René van de Weijer, Stanneke Wagenaar), De Bezige Bij 2012, blz. 92.

  19. Darian Leader, Wat is waanzin? (vert. René van de Weijer, Stanneke Wagenaar), De Bezige Bij 2012, blz. 30

  20. Darian Leader, Wat is waanzin? (vert. René van de Weijer, Stanneke Wagenaar), De Bezige Bij 2012, blz. 49.

  21. Darian Leader, Wat is waanzin? (vert. René van de Weijer, Stanneke Wagenaar), De Bezige Bij 2012, blz. 144.

  22. Darian Leader, Wat is waanzin? (vert. René van de Weijer, Stanneke Wagenaar), De Bezige Bij 2012, blz. 272.

  23. Darian Leader, Wat is waanzin? (vert. René van de Weijer, Stanneke Wagenaar), De Bezige Bij 2012, blz. 378.

  24. Darian Leader, Wat is waanzin? (vert. René van de Weijer, Stanneke Wagenaar), De Bezige Bij 2012, blz. 357.

  25. Darian Leader, Wat is waanzin? (vert. René van de Weijer, Stanneke Wagenaar), De Bezige Bij 2012, blz. 359.

  26. Darian Leader, Wat is waanzin? (vert. René van de Weijer, Stanneke Wagenaar), De Bezige Bij 2012, blz. 381-382.

  27. Darian Leader, Wat is waanzin? (vert. René van de Weijer, Stanneke Wagenaar), De Bezige Bij 2012, blz. 391.

  28. Darian Leader, Wat is waanzin? (vert. René van de Weijer, Stanneke Wagenaar), De Bezige Bij 2012, blz. 360.

  29. Darian Leader, Wat is waanzin? (vert. René van de Weijer, Stanneke Wagenaar), De Bezige Bij 2012, blz. 395.

  30. Fjodor Dostojevski, uit: Michel Foucault, Geschiedenis van de waanzin in de zeventiende en achttiende eeuw, (vert. C.P. Heering-Moorman, Laurens ten Kate, Lucy Klaassen), Boom 2013, blz. 7.

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *