Over de auteur

A person wearing a hat

Description automatically generated with low confidence

André Friedrich Wilhelm Klukhuhn (Amsterdam, 17 augustus 1940) is een Nederlands scheikundige, filosoof en schrijver.

Na een problematische bevalling, de hongerwinter en de schietpartij door dronken Duitse soldaten op 6 mei 1945 op de Dam in zijn geboortestad ternauwernood te hebben overleefd, en een door armoede beheerste jeugd in een arbeiderswijk achtereenvolgens als protesterende nozem, provo en hippie te hebben doorgebracht, begon Klukhuhn, als vervolg op zijn soms door puberproblemen stagnerende maar doorgaans soepel verlopende vooropleiding en een dienstplichtige militaire training van anderhalf jaar, op tweeëntwintigjarige leeftijd aan de studie fysische chemie aan de Gemeentelijke Universiteit aldaar.

Direct na zijn promotie tot doctor elf jaar later op infrarood-spectrofotometrisch onderzoek aan ferro-elektrische kristallen bij extreem lage temperaturen, trad hij in 1973 in dienst van het Studium Generale van de Universiteit Utrecht, eerst als medewerker, later als directeur. De reden om zijn fysisch-chemische vakgebied te verlaten was dat hij voor verder onderzoek zou zijn aangewezen op financiële steun van de NAVO, in verband met de gebleken toepasbaarheid bij de ontwikkeling van zelfdoelzoekende raketten, in die tijd een ondenkbare situatie.
De hoofdthema’s van de gedurende ruim dertig jaar onder zijn verantwoordelijkheid georganiseerde Studium Generaleprogramma’s betroffen ‘inzicht in de samenhang der wetenschappen’, ‘maatschappelijk verantwoordelijkheidsbesef’ en ‘cultureel-esthetische vorming’, en er werden nieuwe studieonderdelen ingericht op de gebieden ‘wetenschap en samenleving’ en ‘vrouwenstudies’. Als apart aandachtsveld werd hem het studententheater toevertrouwd, wat hem het Theaterwerkverband Opscène mede deed oprichten.

Klukhuhn kreeg enige landelijke bekendheid met zijn boek Hypothese van het heden. Wetenschap in de postmoderne tijd (1989), waarin hij, onder meer citerend uit zijn persoonlijke correspondentie met de Amerikaanse ‘dadaïstische’ wetenschapsfilosoof Paul Feyeraband, een ongemakkelijk beeld schetst van het wetenschappelijk bedrijf, een thema dat hij in later werk steeds verder uitbouwde. In 1995 verscheen een nieuwe versie met de titel Sterf oude wereld. Een inleiding tot de eenentwintigste eeuw waarin hij een overzicht geeft van de pogingen die de mens in de loop van de geschiedenis heeft ondernomen om greep te krijgen op zijn omgeving. Een verder uitgebreide versie verscheen in 2003 als De geschiedenis van het denken. Filosofie, wetenschap, kunst en cultuur van de Oudheid tot nu, die met 25.000 verkochte exemplaren als filosofische bestseller werd aangemerkt. Vijf jaar later volgde de vierde herziening: Alle mensen heten Janus. Het verbond tussen filosofie, wetenschap, kunst en godsdienst dat Klukhuhn aankondigde als een ‘filosofisch essay’, met een omvang van zo’n 900 pagina’s. Hierin behandelt hij aan de hand van de westerse ideeëngeschiedenis de subject-objectdualiteit, en dient de tweehoofdige Romeinse god Janus uit de titel als symbool voor deze scheiding.

A close-up of a human brain

Description automatically generated with low confidence

In 2005 vertrok Klukhuhn bij het Studium Generale en was hij tot vijf jaren voorbij zijn pensioen docent academische vorming bij de opleiding Liberal Arts & Sciences. In die hoedanigheid ontwikkelde hij op verzoek van het College van Bestuur het studieonderdeel Liever de gifbeker, dat als brede academische vorming facultatief gevolgd moest kunnen worden door studenten uit alle disciplines. Als begeleidende tekst bij de colleges herschreef hij het hiervoor vermelde boek De geschiedenis van het denken.

Wat zijn studenten van hun docent vonden mag blijken uit de ‘Ode’ die zij, ter gelegenheid van de oprichting van de beweging Trots op Klukhuhn (ToK) in 2007 voor hem schreven:

Het waait altijd een beetje als
de meester zijn mantel zwaait.
Hij loenst licht, want hij bespiedt nou eenmaal
altijd vrijwel
Alles.

En zijn eeuwige baard van steeds drie dagen oud,
zilverachtig,
verschuilt fonkelende wijsheid door
tijdperken getaand, maar niet
onbruikbaar geacht.
Een hoed overschaduwt het geheel
Niets en zeker niet de Nieuwegracht die zich opdoft met
oktoberse franje.
Vanonder een hoedrand, ’t is echt waar, kan men verder kijken
dan de sterren-
Zijn hakken geven tweeduizend jaren Utrecht
klakkeloos een Geluid.
Communiceert hij met de bomen?
Is hij in beraad?

Klukhuhn! Vos van weten en geweten
Van kunst, van kunde, van prioriteit
Van prisma van facetten
Van immer bruisend bier en
sneeuwwitte manchetten!

Hamelse veroveraar,
O uurwerk van vijf kwarten!
Sjamaan en Alchemist!
Bezielende veroveraar
der -smachtende-
studentenharten.

Van toen, van dan van nu,
de immer grote vragen
En een wereldschets van minstens twintig lagen.
Het pathos en de ratio, het niet in tweeën zagen.

Opvoeder van het schuim. Gij temmer van
De zwijnen. Wie kan uw boodschap dragen?
Brengt liefde in de wetenschap
en wil daar ook in slagen.

Van al zijn publicaties verscheen in maart 2013 een ‘definitieve editie’, met de titel De algehele geschiedenis van het denken, of het verbond tussen filosofie, wetenschap, kunst en godsdienst. Door de brede opzet, met naast de literatuur nu ook aandacht voor de beeldende kunsten, de muziek en de mystiek, kan het boek worden beschouwd als een neerslag van de kennis die hij had opgedaan gedurende de tijd dat hij werkzaam was voor het Studium Generale. In 2020 verscheen De vreemde lus; over bewustzijn en het verbond tussen wetenschap, kunst, filosofie en mystiek waarin de essentie van het voorgaande werk kernachtig is samengevat.

In september 2022 voltooide Klukhuhn zijn magnum opus en ontstond het idee het inmiddels ruim 2000 pagina’s tellende manuscript met de titel De geschiedenis van het westerse denken; over bewustzijn en het verbond tussen wetenschap, kunst, filosofie en mystiek, wegens de enorme omvang te publiceren als webdocument ‒ domeinnaam andreklukhuhn.nl ‒ met als belangrijkste voordeel dat het geen ‘gesloten boek’ is waarin de auteur op de dag van verschijnen al de eerste fout ontdekt waaraan niets meer te veranderen valt, maar dat het een levende en bewegende tekst betreft die per dag kan worden verbeterd en aangevuld, en waarop de geïnteresseerde lezer onmiddellijk commentaar kan leveren en indien gewenst ook vragen over kan stellen waarop snel een antwoord kan worden verwacht. Ook van belang is dat een ieder die dat wil er, anders dan bij een gedrukt boek, kosteloos kennis van kan nemen. Als aanvulling op deze virtuele uitgave wordt er over gedacht om het, bij voldoende belangstelling voor de liefhebbers ook in de vorm van een e-book beschikbaar te stellen waarvan indien gewenst een gedrukt exemplaar kan worden gemaakt.

Naast zijn universitaire activiteiten werkte Klukhuhn voor de VPRO-radio (het programma God zij met ons), schreef hij columns (voor het Utrechts Nieuwsblad, het Utrechts Universiteitsblad, het Concertgebouw Magazine, de Utrechtse Salon, de NOS-radio en Amsterdam FM) en essays (voor HP/De Tijd). Ook was hij redacteur van De Academische Boekengids, het literaire tijdschrift Maatstaf en was hij bestuurslid van de Stichting Skepsis en het Springdance Festival.

In 1993 probeerde Klukhuhn samen met de psycholoog Piet Vroon tevergeefs zijn doctorstitel in te leveren als protest tegen de commercialisering van de wetenschap en de bedrijfsmatige inrichting van het onderwijs en onderzoek, vooral vanwege de daaruit voortkomende beperking van de academische vrijheid. Directe aanleiding was een eredoctoraat dat door de Nyenrode Bussiness Universiteit aan Albert Heijn werd toegekend. Officieel was dit vanwege de invoering van de streepjescode, maar Vroon en Klukhuhn hadden het sterke vermoeden dat het financieren van een leerstoel op Nyenrode door Albert Heijn de eigenlijke aanleiding was. Beide geleerden voerden ter onderscheid enige tijd de nieuwe wetenschappelijk titel doctoraris, ‘hij die doctor is geweest’, en bepaalden om verder misbruik van academische titels te voorkomen het maximum aantal doctorarissen statutair op twee. Hoe terecht hun bezorgdheid over het reilen en zeilen van de wetenschap was zag Klukhuhn bevestigd in de omstandigheid dat zich, na de vruchtbare jaren vijftig en zestig van de twintigste eeuw – de ontrafeling van de DNA-structuur (1953), de eerste Amerikaanse aanzet tot het internet (1957), de ontwikkeling van de chip (1958), de introductie van de nanotechnologie (1959), en het opstarten van de eerste werkende robijnlaser (1960) ‒, nauwelijks nog fundamentele wetenschappelijke doorbraken hebben voorgedaan, omdat die zich moeilijk laten verenigen met op zo kort mogelijke termijn economisch profijtelijk onderzoek.

Veel uitgebreidere biografische informatie over Klukhuhn is te vinden in het dertiende en laatste hoofdstuk van De geschiedenis van het westerse denken. Over bewustzijn en het verbond tussen wetenschap, kunst, filosofie en mystiek. (2022).