OVER DE GRENZEN VAN DE REDE

1. Vooraf2. Hoe wij denken3. Waanzin: een zeer korte inleiding4. De omgekeerde wereld
5. Het narrenschip6. Archimedes’ waanzinnige meesterbrein
7. De wanen van wijlen dris. Piet Vroon, psycholoog8. Het waanland Xamara9. Droomtijd

De omgekeerde wereld

Het door de Nederlandse filosoof Wouter Kusters in zijn jeugd gelezen sciencefictionboek Stersteen van de Amerikaanse schrijver Roger Zelazny, waarin een Rhenniusmachine voorkomt, heeft een blijvend diepe indruk in zijn geest achtergelaten.

Het is een machine die alles wat erin wordt gestopt omkeert en ook als je er zelf instapt kom je er omgekeerd weer uit. Zelf merk je daar weinig van, maar de buitenwereld beschouwt je als ‘verkeerd’ en begrijpt niets van wat je aan de andere kant allemaal denkt en doet.

Volgens Kusters zijn mensen die als gevolg van drugsgebruik, plotseling afgebroken liefdesrelaties of aangeboren afwijkingen psychotisch zijn (geweest), door de Rhenniusmachine gehaald en stuiten in hun ‘normale’ omgeving hoofdzakelijk op onbegrip. In plaats van belangstelling voor de speciale aspecten van de gespiegelde wereld worden die door de buitenwacht beschouwd als afkomstig uit een abnormale waanwereld – een droom met open ogen − en wordt er geprobeerd de waanzinnige met therapieën en psychofarmaca naar het normale bestaan terug te halen, maar daarmee ‘behangen ze de wereld met een alledaagse grauwsluier van stigma’s en slachtofferschap, die ze ook nog realiteit durven te noemen’:[1]

Ja, komt u maar met uw zyprexa, haldol en seroquel. Ja hoor, teister onze lichamen maar met uw chemisch afval. We verbergen ons achter ons geterroriseerde lichaam en als zij even niet kijken spoelen we hun rommel door de wc. Onze geest kent een bodemloosheid die dieper is dan zij ooit kunnen vullen met hun antimystica, en wij blijven altijd sterker, is het niet hier, dan is het aan de andere kant.[2]

Met zijn boek Filosofie van de waanzin. Fundamentele en grensoverschrijdende inzichten[3] probeert de ervaringsdeskundige Kusters – die zelf twee psychotische periodes tot aan de isoleercel toe achter de rug heeft − een brug te slaan tussen beide elkaar vreemde werelden door te verwoorden wat er aan gene zijde aan de hand is om zo ‘de rijkdom van de waanzinnige wereld te behouden’. Een psychose betekent lang niet altijd gekte en verwarring, maar kan een spirituele reis zijn en leiden tot een mystieke openbaring, wat een andere beoordeling verlangt dan ‘de weg die geplaveid wordt door psychiaters en hersenonderzoekers die ook nog met de farmaceutische industrie verstrengelde belangen hebben’. Het is een zware opgave die Kusters zichzelf stelt: immers ook de taal is in de waanwereld van de psychoot door de Rhenniusmachine gehaald en kan als communicatiemiddel ernstig tekortschieten, omdat de op razendsnelle associaties gebaseerde waantaal door de buitenwereld als wartaal wordt ervaren. Tenslotte hebben ook alleszins gelouterde en met waanzin geassocieerde filosofen als Friederich Nietzsche en Ludwig Wittgenstein met hun geschriften geprobeerd het onzegbare te zeggen, maar de eerste kwam tot de slotsom dat alleen de muziek dat kan, en de tweede vond dat er daarover alleen maar gezwegen kan worden terwijl het hem juist om het onzegbare en het mystieke te doen is.

Sommige ter zake doende teksten in Kusters boek uit de normale filosofische wereld, zoals de beschouwing over het tijdsbegrip bij Edmund Husserl en het ‘niets’ bij Jean-Paul Sartre en Martin Heidegger, verlangen van de niet-filosofische geschoolde lezer wel enig doorzettingsvermogen, maar vooral de teksten van de andere kant houden de aandacht vanzelf gevangen. In de waan produceert het schijnbaar onbeheersbare brein in een James Joyce-achtige stream of consiousness razendsnelle associaties die niettemin een coherente indruk genereren:

Van het ene domein [of ‘taalwolk’] schieten we naar het andere met alle spirituele en emotionele transities van dien. Keuvelen we eerst over koffie, thee, suiker en een koekje, schieten we opeens door naar hogere politiek, want het lepeltje ligt ‘links’ of ‘rechts’ van het kopje, afhankelijk van het standpunt. En van standpunt naar beschouwingen over andere punten, cirkels en lijnen. En de vorm van de kopjes, de woorden op de suikerzakjes, de gezichtsuitdrukking van degene die de koffie schenkt. Suikerzoet![4]

Ook een simpele dagelijkse activiteit als het nemen van een douche kan tot een stroom van associaties leiden:

De sidderaal, de bliksemschicht. Ze noemen het wel ‘het licht zien’ of, o zo grappig, ‘de slang die in zijn eigen staart bijt’. Maar het is het vuur, dat geeft weliswaar licht, maar bij aanraking brand. Hier in de douche is het voorlopig veilig, het vuur is door de beschaving in banen geleid. De elektriciteitsleiding wordt door de arbeiders bewaakt. Maar er lopen volksmenners rond. De status-quo luidt dat wij de aarde mogen beheren en de dieren onze minderen zijn. Maar nu willen ze het verschil uitwissen, de beer losmaken. De Russisch-oosterse horden onder het mom van maatschappijkritiek op onze kerken loslaten. De duistere krachten weer vrij spel geven. Ik moet dat niet vergeten in mijn master-A4 uit te werken: Heidegger is een heidense volksmenner.

Elders vreest Kusters in een angstwaan aids te hebben als hij het door iemand toegewenste ‘eet smakelijk’ verstaat als ‘aids makelijk’, en ‘makelijk’ de dubbele betekenis van ‘makkelijk maakbaar’ krijgt. Het lijkt chaos, schrijft Kusters, maar in tegenstelling tot de strikt logische argumenten bij Wittgenstein, doen voor de psychoot ook alle non-causale verbanden er toe. Zodra je in de waanzin twee dingen met elkaar associeert, is er ‘iets echts’ gecreëerd. Intens aan iets denken is iets scheppen: ‘Een woord bedenken is een zaak uitvinden. Een betoog houden is een wereld creëren.’[5] De Duitse neuroloog Klaus Conrad noemt dit samenvloeien van verschillende elementen in de waanzin ‘agglutinatie’ en omschrijft het als het interfereren en versmelten van dingen die objectief gezien niets met elkaar van doen hebben, behalve dat ze zich toevallig in elkaars (temporele of ruimtelijke) nabijheid bevinden,[6] wat dus iets anders is maar niet zo veel verschilt van het waarnemingen binnen een bekend betekenisdomein halen via analogiseren en categoriseren, zoals Douglas Hofstadter zich dat voorstelt.

Eigenlijk is de waanzinnige op een ongecontroleerde, associatieve manier bezig om antwoorden te vinden op de fundamentele vragen van het bestaan: waar draait het om, wat is goed en kwaad en wat is de zin van het leven. Het advies van Kusters is dat dergelijke lastige vragen niet ontweken of vermeden moeten worden, maar doordacht en doorleefd, ook als dat het risico op waanzin inhoudt. Ervoor wegvluchten of ze onderdrukken heeft geen zin omdat ze vroeg of laat toch weer boven komen drijven.[7] Zijn boek bevat daarom meer recepten om waanzinnig te worden dan om waanzin te vermijden en is eerder gericht op een ‘psychotisering’ van denkers en filosofen dan op een heropvoeding of psycho-educatie van de waanzinnige:

Het moge duidelijk zijn dat dit hele boek een pleidooi is om bij dergelijke ervaringen juist langer stil te staan, om deze nader te beschouwen en de positieve waarden eruit te destilleren.[8] Het gaat hier niet om een schrikbeeld van de waanzin, maar om de verlokkingen ervan.[9]

Zo kan iemand in de waanwereld op een ontregelende of zelfs bedreigend intense manier beleven dat Immanuel Kant gelijk had toen hij vraagtekens plaatste bij het in de objectieve werkelijkheid bestaan van de a priori categorieën ruimte en tijd: in de tijdloze, waanzinnige, quasi-eeuwige tijdruimte is geen stabiel herkenbaar verleden meer dat een gevoel van vertrouwdheid en veiligheid aan de waanzinnige zou kunnen geven.[10] De tijd doet zich voor als een eeuwig nu, en niet alleen het onveranderlijke verleden, maar ook de hoop, verwachtingen, plannen en fantasieën over de toekomst worden in het heden beleefd:

In de waanwereld lopen bijvoorbeeld Napoleon en Stalin rond in Brazilië en doen mee met de oranjegekte bij het WK voetbal. Als Frankrijk tegen Rusland speelt, herleeft de barre tocht van Napoleon naar Moskou, en als de scheidsrechter een Japanner is, verwijst deze naar een oriëntaalse laag in geschiedenis en cultuur.[11] Daarmee verandert ook de status van de eigen dood, die er weliswaar nog niet is, maar in de psychose wel als zichtbaar aanwezig wordt ervaren door een scheur in de ruimte.[12]

Uit de intensiteit van de ervaringen in de waanwereld leidt de psychoot een vermoeden van ‘hyperwaarheden’ af: ‘Het moet wel kloppen, want het gevoel is zo sterk.’ Uit een ervaring van het zien van Maria kan worden afgeleid dat Maria echt is verschenen,[13] en een intense ervaring van tijdloosheid kan de waanzinnige doen vermoeden ‘dat je in de waanzin door de tijd kan reizen’. Maar hoe waanzinnig is dat vermoeden dan wel? Vier weken voor zijn eigen dood schreef één van de grootste natuurkundigen aller tijden in een troostbrief aan de familie van een overleden vriend:

Michele Besso is iets eerder dan ik vertrokken uit deze vreemde wereld, maar dat betekent weinig. Voor ons fysici, is het onderscheid tussen verleden, heden en toekomst hooguit een hardnekkige illusie, niet meer.

Wat zou er met de relativiteitstheorie en het inmiddels experimenteel bewezen idee van de in zichzelf gekromde vierdimensionale tijdruimte zijn gebeurd als Einstein – ‘Geniale mensen zijn zelden ordelijk, ordelijke mensen zelden geniaal’ − met psychofarmaca was gedrogeerd om hem van zijn waan te genezen? Voor Kusters behoort de vierdimensionale tijdruimte tot zijn ervaringen in de waanwereld:

Alles was veranderd toen ik had ontdekt dat er meer is dan drievoudigheid. Er is een vierde factor. Dat is de kracht die er voor zorgt dat er überhaupt leven is en niet alles stilstaat. Naast de drie tijdstukken van verleden, heden en toekomst moet er een vierde element zijn om het rad van de tijd te laten ronddraaien. Voor eenvoudigen van geest zijn er drie dimensies in de ruimte: hoogte, lengte en breedte. Wij zieners zien echter alles tegelijk van binnen en van buiten, vanuit het geheime medium van de vierde dimensie.[14]

De waanzinnige kan dus in een zeker opzicht worden beschouwd als een ziener, een visionair zoals Archimedes van Syracuse, Albert Einstein, William Blake en vele andere wetenschappers, kunstenaars, mystici en filosofen dat waren, en de visuele hallucinatie kan van grote betekenis voor hem zijn, waarbij het niet gaat om een clichébeeld als een roze olifant. Kusters schrijft:

Visioenen hebben iets privaats en gedachteachtigs, maar kunnen qua inhoud overeenkomen met wat normale mensen ook zien. Bijvoorbeeld, ik zie nu een boom hier voor mijn huis en dat is geen visioen. Ik weet namelijk dat anderen ook deze boom (kunnen) zien en dat ik eromheen kan lopen. In de waanzinnige wereld kan dezelfde boom echter een visionair of hallucinair karakter hebben. Ik zie dan de boom zoals hij zich enkel en alleen aan mij voordoet. Ik en de boom, mijn waarneming en de waargenomen boom vormen één geheel.[15]

‘Een boom die de een tot vreugdetranen roert is voor de andere een groen ding dat in de weg staat’, schreef de visionair William Blake in een brief aan zijn sceptische uitgever. Deze toegankelijkheid voor het visionaire verklaart Kusters met de metafoor dat:

de schaal die het ego omgeeft – en die zich zo vaak gedurende jaren verhardt – in de waanzin is doorboord. Dat kan psychologisch op verschillende manieren worden geduid: misschien keert de psychoot terug naar een archaïsche bewustzijnslaag die algemeen onderliggend is en die de moderne mens heeft overwonnen. Of, positiever gezegd, misschien heeft de psychoot het vermogen om een religieus of sacraal bewustzijn te laten bovenkomen dat in de moderne mens wordt onderdrukt.[16]

In dit visionaire kader bespreekt Kusters ook de tradities van het sjamanisme en de yogameester om te laten zien dat die lijken op de sfeer waarin de waanzinnige belandt, maar gaat niet zo ver – als anderen wel doen – om verschijnselen als magie, telepathie en helderziendheid niet alleen begrijpelijke ervaringen binnen bepaalde werelden of tradities te vinden, maar tevens controleerbare feitelijkheden die waarneembaar en meetbaar zijn in de alledaagse en wetenschappelijke werkelijkheid.[17] Interessant in dit verband is ook dat in hoofdstuk VII van De geschiedenis van het westerse denken, naar aanleiding van Paul Feyerabends opvatting over de evolutie van neurale structuren in onze hersenen, al is beweerd dat ons nageslacht mogelijk geen moeite zal hebben zich een bevredigende voorstelling van de vierdimensionale tijdruimte te maken, zodat de waanzinnige in dit opzicht als een voorloper in de ontwikkeling van ons bewustzijn kan worden beschouwd.

Het is een bekend uitgangspunt van zowel de freudiaanse als de jungiaanse psychoanalyse dat in de waanzin mythische verhalen en symboliek een belangrijke rol spelen. In dromen en in de waanzin zouden vanwege het ontbreken van rationele zelfcensuur de archaïsche lagen van de menselijke geest boven komen. Door het bestuderen van mythen – en van dromen en poëzie – zijn de symbolisch-archaïsche uitingen van de waanzinnigen beter te begrijpen. Een uitgesproken aanhanger van het idee van een via mythica psychotica is de neo-jungiaanse psychiater John W. Perry die in The Far Side of Madness (De andere kant van de waanzin) schrijft: ‘De innerlijke wereld van de psychoticus ziet er niet zo uit als de wereld die we van buiten kennen, maar is herkenbaar als de visie op de kosmos uit mythen en rituele vormen sinds de vroegste tijden.’ Zelf gebruikt Kusters liever een iets ander concept dan de mythe voor het duiden van wanen, namelijk ‘het Plan’:

Met mijn concept van het Plan leun ik weliswaar op ideeën uit de mythofiele jungiaanse school, maar om meerdere redenen is de term ‘mythe’ hier minder geschikt. Wanen zijn niet enkel collectief onbewust, maar ook lucide, hyperreflexief en hyperindividueel. Ze zijn vaak eerder post- dan premodern, eerder hyper- dan prereflectief.[18]

Het Plan, zoals Kusters dat voor zich ziet, ‘is het geheim van de wereld zoals dat is vastgelegd in taal en ontdekt door de waanzinnige’.[19] Het Plan verklaart waaruit de wereld bestaat, waar ze vandaan komt, wie bij wie en wat bij wat hoort en wat goed en kwaad is. Het Plan is ook een actieplan, een levenspad, omdat het richting geeft aan het handelen. Het zegt hoe de oorspronkelijke orde eruitzag en hoe met kennis daarvan de uiteindelijke orde bereikt dient te worden. Het is een existentieel hervormingsplan, omdat het alle willekeurige en zinloze bewegingen begrijpt en in zichzelf opneemt. Het is het diepste wezen van de kosmos en geschiedt omdat het moet geschieden, het is onontkoombaar en noodzakelijk, maar niet noodlottig:

Daarom zal ik termen als ‘Apocalyps’, ‘wereldondergang’ en ‘fragmentatie’ niet gebruiken als beschrijvende termen voor de laatste fase van het Plan.[20] Door de hoofdletter is het Plan te onderscheiden van de gewone plannetjes die mensen maken. ‘Plan’ is ook een betere term dan waan. Het Plan is de grond waardoor de waanzinnige niet wegzakt in het moeras van de waanzin.[21] Het Plan is ook nog de psychotische tegenhanger van het psychiatrische ‘behandelplan’; terwijl het behandelplan bedoeld is om de waanzin te onderdrukken, is het doel van het Plan om de waanzin zo wijd mogelijk te verspreiden.[22] In het Plan staat de ervaring in het teken van associatie in plaats van causaliteit.[23] In de Plantijd staan de onderdelen van het Plan naast elkaar in de ruimte, in plaats van elkaar op te volgen in de tijd.[24]

De waanzinnige die het Plan kent en ernaar leeft, zelf deel is van het Plan, beschikt over een soort almacht en wordt door Kusters ‘psychoplanmaticus’ genoemd:

Hoe werkt de almacht? Hoe lukt het de psychoplanmaticus om treinongelukken te veroorzaken, het weer te beïnvloeden, de tijd om te draaien? Psychoplanmatig denken gaat vooraf aan het zijn. Wat in gedachten is en zich in de taal ontwikkelt, manifesteert zich als vanzelf in de buitenwereld. Wat zich in de psychoplanmaticus beweegt en uiteenzet, zet zich door in de buitenwereld. Zijn wil is wet. Zijn ondergrondse gedachten komen boven in de verschijnselen. Laten we eens aannemen dat de profetische psychoplanmatici inderdaad de tijdgeest reflecteren en deze – bewust of onbewust – doorschouwen en erop vooruitlopen. Als dat zo is dan verandert de status van de psychoplanatici in die van zieners, ‘echte’ profeten of mediums. Zij vangen dan de eerste signalen op van geheimen die voor anderen nog verborgen liggen in de plooien van de tijd. In dat geval dienen de vaak onbegrijpelijke uitspraken van profeten juist extra aandacht te krijgen. Wat de profetisch psychoplanmaticus zegt is dan geen symptoom van een ziekte, maar een uitdrukking van wijsheid en goddelijk inzicht. De waanzinnige is niet zielig of onbegrepen, maar juist een verlichte voorloper. De psychoplanmaticus kijkt in de profeterende fase vanaf de andere zijde. Hij is voorbij de spiegel geschoten, achter de sluier beland.[25]

Of door de Rhenniusmachine gehaald. In de nazomer van 2007 ontwierp Kusters zijn eigen Plan, dat moest bestaan uit een bondige herschrijving van zijn bachelorscriptie, waarvoor niet meer nodig was dan één velletje A4 waarop de door hem geziene en gedachte waarheid integraal uit de doeken zou worden gedaan. De uitwerking ervan in de werkelijke tijd en ruimte nam zeven jaar in beslag en werd een boek van 768 bladzijden.

Net zo goed als de rede heeft ook de waanzin naast de onmiskenbare verworvenheden zijn schaduwkanten. Reizigers op de mystiek-waanzinnige weg, schrijft Kusters, komen langs de grotere stations van onthechting, onttaling en ontdenking en langs minder opvallende tussenstations als ontzetting, ontluistering, ontzijning, ont-xx-ing en ontroering. Misschien bestaat de laatste rustplaats wel uit de Grote Ont-, en blijft er niets anders over dan duisternis, stilte en leegte:

Ook wanneer je je uit de megamacro-buitenwereld terugtrekt en in jezelf zoekt naar een blijvend iets, een identiteit of een houvast, vind je geen strohalm en ben je zelf ‘als stro’. Wat ons bestaan uitmaakt en ons ondersteunt, is wankel en zonder grond. Lekker is maar één vinger lang, aan alles komt een eind, alles is ijdelheid en er rest slechts memento mori. Het licht gaat aan, het licht gaat uit, wat blijft is duisternis. Het toneeldoek opent zich, spelers komen op met levendige maskers, ze spreken, ze dansen in kleurige gewaden, ze ruziën en vechten, ze raken vermoeid en druipen weer af, het doek sluit. De maskers hangen aan een haak, de rekwisieten zitten in een kist, het decor rot weg in een donkere loods met enkel neonlicht. Onder de maskers huist slechts vlees en bloed, geregeerd door zielloze krachten. Wat zich levendig voordoet, is het resultaat van blinde wetten, kruispunt van sociologische factoren en biologische driften, resultaat van neurologische en chemische fluctuaties. Maar zelfs hiermee is eigenlijk al te veel gezegd over het niets: er is geen toneel geweest, geen licht, geen stem, er was niets in den beginne en er zal niets zijn aan het eind. Daartussen lege spookbeelden van de extremen van niets: het zwart, de leegte, de stilte. Aldus de wat melancholische, onderhuidse mijmeringen van alledag, die heel draaglijk zijn zolang ze niet al te indringend tot het bewustzijn doordringen of het praktische handelen beïnvloeden.[26]

Dit citaat zou in een passend kaftje zo voor dadamanifest kunnen doorgaan.

En natuurlijk is er ook de alom gevreesde angstpsychose – spontaan of als gevolg van lsd-gebruik − maar daar doet Kusters niet zo moeilijk over:

In het beste geval komt de angstpsychose voort uit onwetendheid en een beperkt begripsvermogen: velen kunnen zich eenvoudigweg niet voorstellen dat de onbegrijpelijke toestand van de psychose voor de psychoot zelf helemaal niet zo angstaanjagend is. Zij zullen proberen met de waanzinnige te praten, maar daar niet in slagen, omdat ze ervan uitgaan dat de psychoot zielig is, dat hij lijdt aan een ‘ziekte’ en medelijden behoeft. In het slechtste geval fungeert de angsthypothese als legitimatie om – paradoxaal genoeg – met de ander juist geen gesprek aan te gaan en deze met antimystica te drogeren. De angst wordt dan – anders dan bij Sartre – niet als de schaduwzijde van de menselijke vrijheid beschouwd, maar als symptoom of uiting van pathalogie – en met iets zieks praat je niet, dat bestrijd je.[27]

Nu wordt er bij de behandeling van de waanzin door psychiaters en patiënten wel veel gepraat − en soms wordt er zelfs geluisterd − maar wat niet mag spreken is de waanzin zelf. Voor degenen die de psychiatrische inrichting niet van binnen kennen mag dit wonderlijk schijnen, maar juist op de plek waar je zou verwachten dat de waanzin luid en duidelijk zijn stem zou mogen laten klinken, ligt er een taboe, een stilzwijgend spreekverbod op waanzin: ‘De waanzin mag er niet zijn, uitbarstingen en oprispingen van waanzin worden “wegbehandeld” en de waanzin wordt doodgezwegen.’[28]

Minstens evenveel onbegrip voor de wereld van de waanzin is er te vinden in de gelederen van ‘mystici’ in spe die bewust naar verlichting streven en zich soms jarenlang in ascese in kloosters en opleidingscentra terugtrekken om zich daar te onthechten en de geestestoestand te bereiken die maar niet wil komen:

Ze proberen de klap van één enkele hand waar te nemen, maar horen niets. Ze lezen hun koans, hun Bijbelteksten, maar zien geen licht aangaan. Ze dansen in de hoop dat Krishna en Shiva mee gaan dansen, maar er gebeurt steeds maar niets. De frustraties die dergelijke tijdrovende maar vruchteloze zoektochten naar verlichting teweegbrengen, kunnen een bron zijn van venijn – een venijn dat zich direct op waanzinnigen kan richten als zij beweren in een lsd-trip van één dag of een psychose van één maand te zijn verlicht.[29]

Van buitenaf gezien leeft de waanzinnige misschien nog onder de mensen, in een gemeenschap en een alledaagse wereld, maar door deze uitsluitingen merkt hij zelf dat hij uit de normale mensenwereld is gevallen en terecht is gekomen in de eenzaamheid van de waanwereld:

Die breuk kan worden gezien als een scheur in de gewone wereld. Wie in staat is de scheur waar te nemen en er doorheen te kijken, ziet de achterkant, de ‘bedrading’ van de wereld. En soms, in een flits van ‘ontdrading’, wordt – zoals in Plato’s grotmetafoor − het ongefilterde licht aanschouwd dat blind maakt en met waanzin slaat.[30]

Kusters boek bestaat uit vier delen, waarbij elk deel een specifiek soort waan behandelt die op zijn beurt weer is verbonden met een getal en de vier elementen uit het magische wereldbeeld van de alchemie. In volgorde van oplopende ijlheid: de Ø-waan met de aarde en de nul, de unowaan met het water en de een, de zijnswaan met de lucht en het veel, en de de Ω-waan met het vuur en de oneindigheid, aangevuld met Plato’s kwintessens, de alles doordringende en omvattende vijfde essentie, het kristal, de steen der wijzen, Plotinos’ Ene of het Plan.[31]

Op de vraag voor wie het boek is bedoeld antwoordt Kusters: voor degenen die op een of andere manier waanzinnig waren, zijn of zullen worden, hun familieleden, vrienden, bekenden, psychiaters en alle andere mensen die met waanzinnigen te maken hebben en alle filosofisch geïnteresseerde lezers:

Dit boek gaat immers over de vraag wat de mens is en kan zijn, wat de menselijke grenzen en grensoverschrijdingen in ervaring en taal kunnen betekenen – een vraag die niet alleen interessant is voor filosofen die zichzelf wijsgerig antropoloog noemen, maar ook voor fenomenologen, postmodernen, metafysici en andere filosofen. De allerbreedste doelgroep omvat al degenen die geïnteresseerd zijn in spirituele aangelegenheden, alle poëtisch of literair ingestelde mensen die nieuwsgierig zijn naar de reikwijdte en extremen van de menselijke geest.[32]

Kortom: voor degenen die, om welke reden dan ook, de wereld van de waan (beter) willen leren kennen, is dit boek een uiterst bruikbare en handige plattegrond. Kusters besluit zijn boek met:

Ik heb mijn best gedaan om memoires te schrijven met kop en staart, om de mensen te laten delen in de giften – en in het gif – van de waanzin, met ook in het achterhoofd het waanzinnige doel om te laten zien dat de waanzin zo gek nog niet is.[33]

Hij zou met dit standpunt zeker veel bijval van Virginia Woolf hebben ondervonden die schreef:

Ik kan u verzekeren dat waanzin geweldig is om te ervaren en niet om te versmaden; en in de lava ervan vind ik nog steeds het meeste waarover ik schrijf. Alles wat je dan op papier zet spuit eruit, in een goede definitieve vorm – niet bij stukjes en beetjes, zoals wanneer je bij zinnen bent.[34]

Kusters is natuurlijk niet de enige ‘moderne’ filosoof die het met de waanzin aan de stok had. Er zijn, integendeel, uit het rijke arsenaal van bekende gevallen, makkelijk een paar interessante en overtuigende voorbeelden te vinden.

  1. Wouter Kusters, Filosofie van de waanzijn. Fundamentele en grensoverschrijdende inzichten, Lemniscaat 2014, blz. 244.

  2. Wouter Kusters, Filosofie van de waanzijn. Fundamentele en grensoverschrijdende inzichten, Lemniscaat 2014, blz. 247.

  3. Wouter Kusters, Filosofie van de waanzijn. Fundamentele en grensoverschrijdende inzichten, Lemniscaat 2014.

  4. Wouter Kusters, Filosofie van de waanzijn. Fundamentele en grensoverschrijdende inzichten, Lemniscaat 2014, blz. 241.

  5. Wouter Kusters, Filosofie van de waanzijn. Fundamentele en grensoverschrijdende inzichten, Lemniscaat 2014, blz. 75.

  6. Wouter Kusters, Filosofie van de waanzijn. Fundamentele en grensoverschrijdende inzichten, Lemniscaat 2014, blz. 256.

  7. Wouter Kusters, Filosofie van de waanzijn. Fundamentele en grensoverschrijdende inzichten, Lemniscaat 2014, blz. 20.

  8. Wouter Kusters, Filosofie van de waanzijn. Fundamentele en grensoverschrijdende inzichten, Lemniscaat 2014, blz. 406.

  9. Wouter Kusters, Filosofie van de waanzijn. Fundamentele en grensoverschrijdende inzichten, Lemniscaat 2014, blz. 30.

  10. Wouter Kusters, Filosofie van de waanzijn. Fundamentele en grensoverschrijdende inzichten, Lemniscaat 2014, blz. 80.

  11. Wouter Kusters, Filosofie van de waanzijn. Fundamentele en grensoverschrijdende inzichten, Lemniscaat 2014, blz. 81.

  12. Wouter Kusters, Filosofie van de waanzijn. Fundamentele en grensoverschrijdende inzichten, Lemniscaat 2014, blz. 82.

  13. Wouter Kusters, Filosofie van de waanzijn. Fundamentele en grensoverschrijdende inzichten, Lemniscaat 2014, blz. 85.

  14. Wouter Kusters, Filosofie van de waanzijn. Fundamentele en grensoverschrijdende inzichten, Lemniscaat 2014, blz. 134.

  15. Wouter Kusters, Filosofie van de waanzijn. Fundamentele en grensoverschrijdende inzichten, Lemniscaat 2014, blz. 95.

  16. Wouter Kusters, Filosofie van de waanzijn. Fundamentele en grensoverschrijdende inzichten, Lemniscaat 2014, blz. 556.

  17. Wouter Kusters, Filosofie van de waanzijn. Fundamentele en grensoverschrijdende inzichten, Lemniscaat 2014, blz. 587.

  18. Wouter Kusters, Filosofie van de waanzijn. Fundamentele en grensoverschrijdende inzichten, Lemniscaat 2014, blz. 607-608.

  19. Wouter Kusters, Filosofie van de waanzijn. Fundamentele en grensoverschrijdende inzichten, Lemniscaat 2014, blz. 608.

  20. Wouter Kusters, Filosofie van de waanzijn. Fundamentele en grensoverschrijdende inzichten, Lemniscaat 2014, blz. 665.

  21. Wouter Kusters, Filosofie van de waanzijn. Fundamentele en grensoverschrijdende inzichten, Lemniscaat 2014, blz. 611.

  22. Wouter Kusters, Filosofie van de waanzijn. Fundamentele en grensoverschrijdende inzichten, Lemniscaat 2014, blz. 609.

  23. Wouter Kusters, Filosofie van de waanzijn. Fundamentele en grensoverschrijdende inzichten, Lemniscaat 2014, blz. 610.

  24. Wouter Kusters, Filosofie van de waanzijn. Fundamentele en grensoverschrijdende inzichten, Lemniscaat 2014, blz. 612.

  25. Wouter Kusters, Filosofie van de waanzijn. Fundamentele en grensoverschrijdende inzichten, Lemniscaat 2014, blz. 663-664.

  26. Wouter Kusters, Filosofie van de waanzijn. Fundamentele en grensoverschrijdende inzichten, Lemniscaat 2014, blz. 432.

  27. Wouter Kusters, Filosofie van de waanzijn. Fundamentele en grensoverschrijdende inzichten, Lemniscaat 2014, blz. 424.

  28. Wouter Kusters, Filosofie van de waanzijn. Fundamentele en grensoverschrijdende inzichten, Lemniscaat 2014, blz. 470.

  29. Wouter Kusters, Filosofie van de waanzijn. Fundamentele en grensoverschrijdende inzichten, Lemniscaat 2014, blz. 193.

  30. Wouter Kusters, Filosofie van de waanzijn. Fundamentele en grensoverschrijdende inzichten, Lemniscaat 2014, blz. 87-88.

  31. Wouter Kusters, Filosofie van de waanzijn. Fundamentele en grensoverschrijdende inzichten, Lemniscaat 2014, blz. 455.

  32. Wouter Kusters, Filosofie van de waanzijn. Fundamentele en grensoverschrijdende inzichten, Lemniscaat 2014, blz. 39.

  33. Wouter Kusters, Filosofie van de waanzijn. Fundamentele en grensoverschrijdende inzichten, Lemniscaat 2014, blz. 670.

  34. Virginia Woolf, uit: Roy Porter, Waanzin, een korte geschiedenis, (vert. Laap de Berg), Nieuwezijds 2003, blz. 84-85.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *