– OVER DE GRENZEN VAN DE REDE –
1. Vooraf – 2. Hoe wij denken – 3. Waanzin: een zeer korte inleiding – 4. De omgekeerde wereld –
5. Het narrenschip – 6. Archimedes’ waanzinnige meesterbrein –
7. De wanen van wijlen dris. Piet Vroon, psycholoog – 8. Het waanland Xamara – 9. Droomtijd
De mensen zijn zo noodzakelijk gek, dat niet gek zijn alleen maar zou betekenen gek zijn volgens een ander soort waanzin.
(Blaise Pascal)[1]
Vooraf
Betreffen de voorgaande hoofdstukken onderwerpen die min of meer binnen de grenzen van de rede of rationaliteit vallen, in het onderhavige hoofdstuk komt het functioneren van de rede zelf aan de orde en de grenzen die daaraan zijn opgelegd, wat uiteindelijk uitkomt bij de vraag naar de mogelijke noodzaak en de voor- en nadelen van de redeloosheid of de waanzin. De wetenschapsfilosoof en -historicus Justin Smith verdedigt in zijn boek Irrationality de stelling dat rede en redeloosheid onlosmakelijk met elkaar zijn verbonden en dat iedere overwinning van de rede slechts tijdelijk kan zijn en omkeerbaar is:
Iedere idealistische inspanning om dingen permanent op orde te houden, om extremisme uit te bannen en rustige comfortabele levens veilig te stellen binnen een samenleving die op rationele principes is gebaseerd is vanaf het begin al tot mislukken gedoemd. Alsof het een natuurwet betreft keert iedere oprechte poging om een rationele samenleving op te bouwen vroeger of later om in het tegendeel en loopt uit op een uitbarsting van irrationeel geweld. Des te verbetener we redelijkheid nastreven, des te eerder verzeilen we in onredelijkheid. De wens om mensen of een samenleving meer rationeel te maken, verandert in de regel in een spectaculaire uitbraak van irrationaliteit. De bewering in dit boek is in de kern eenvoudig: het is irrationeel om ernaar te streven irrationaliteit uit te bannen.[2]
De psycholoog en journalist Ranne Hovius heeft het niet over een samenleving maar over individuele mensen en vraagt zich in de inleiding bij haar boek De eenzaamheid van de waanzin[3] af wat het betekent om psychisch in de war te zijn, om weg te zinken in een peilloze somberheid zonder dat daar enige aanleiding voor lijkt te bestaan of in de greep te raken van irrationele, psychotische angsten, en suggereert dan die vraag voor te leggen aan mensen die er vanuit verschillende invalshoeken bij betrokken zijn.
We kunnen het vragen aan mensen die het is overkomen, maar die moeten dat dan wel willen vertellen, vooropgesteld dat ze daar de woorden voor weten te vinden. We kunnen het ook vragen aan psychiaters die ons gezien hun professionele betrokkenheid een goed gedocumenteerd antwoord zullen geven over de symptomen, de mogelijke oorzaken en behandelingen, maar hoe interessant ook zal dat ons weinig verder helpen als we willen weten hoe het voelt om elke dag opnieuw wakker te worden met een depressie, een psychose of een angst, en hoeveel moeite het kost om in het dagelijkse leven overeind te blijven. Maar we kunnen ook vragen naar de mening van schrijvers die zich al sinds de Oudheid in hun verhalen, toneelstukken en romans bezighouden met de gesteldheden van de geest, waarbij het in het bijzonder gaat om die ene mens en dat ene leven.
Schrijvers en psychiaters, schrijft Hovius, houden zich vaak bezig met dezelfde vragen over de menselijke geest, maar doen dat niet met dezelfde bedoelingen. De psychiater probeert zicht te krijgen op de oorzaken en de gevolgen van waanzin om zo orde aan te brengen in een verwarde geest of die daar in ieder geval minder onder te laten lijden. De schrijver kan met zijn personages doen en laten wat hij wil en is gericht op het beschrijven van die ene geest binnen het gegeven van dat ene, unieke leven. Als hij dat leven met een dramatische zelfmoord laat eindigen, zoals Louis Couperus doet met het leven van Eline Vere, zal hij daar door niemand op worden aangekeken. Maar van een psychiater wordt verwacht dat hij degenen die zich aan hem toevertrouwen van hun voorgenomen zelfmoord afhoudt.[4] Terwijl Hovius daarom haar oor hoofdzakelijk te luisteren legt bij schrijvers en hun romanfiguren, kunnen we ook besluiten ons vooraf geen beperkingen op te leggen en iedereen, onder wie de waanzinnigen zelf, aan het woord laten.
In de tweede paragraaf van dit hoofdstuk ontwikkelen de computerdeskundige Douglas Hofstadter en de psycholoog Emmanuel Sander een model voor hoe ze denken dat denkprocessen normaliter verlopen – door analogiseren en catalogiseren − en ontdekken en passant het verschil tussen het menselijke brein en een computer. In de derde paragraaf schetst de socioloog Andrew Scull de kortst mogelijke geschiedenis van de waanzin van de Oudheid tot nu, waarbij hij de nadruk legt op de verandering in de opvattingen en de behandelwijzen door de eeuwen heen, met een extra kritische blik op de recente ideeën over psychofarmaca. In de vierde paragraaf doet de filosoof Wouter Kusters verslag van zijn ervaringen als deeltijd-waanzinnige in een omgekeerde wereld en wat de mogelijkheden en problemen daarvan zijn, waarbij het model van Hofstadter als ‘normaal’ referentiekader dient. In de vijfde paragraaf vult de filosoof Michel Foucault Sculls geschiedenis van de waanzin aan met het verhaal over de narrenschepen die in de Middeleeuwen werden gebruikt om van de waanzinnigen af te komen en die hun mythologische oorsprong hebben in De tocht van de Argonauten van de Alexandrijnse dichter Apollodorus van Rhodos. De zesde paragraaf verhaalt over de belevenissen van de Argonauten zelf tijdens de barre, door goden en helden begeleide reis met hun Argo geheten schip op zoek naar het Gulden Vlies als symbool voor kennis en wijsheid, waarin de waanzin van de tovenares Medea een hoofdrol speelt, en in zijn geheel een beeld geeft van de mythologische wereld in welke symboliek de bron van de waanzin volgens zeggen te vinden moet zijn. De zevende paragraaf gaat over Apollodorus’ op Sicilië geboren tijdgenoot de wiskundige en mechanicus Archimedes van Syracuse als typisch voorbeeld van aan waanzin grenzende genialiteit, met eveneens een belangrijke rol voor de scheepvaart. De achtste paragraaf vermeldt − als persoonlijke bijdrage van de auteur − de verdiensten en de wanen in het zo tragisch eindigende leven van de Nederlandse psycholoog Piet Vroon, die besloot om niet langer meer voort te modderen. In de negende paragraaf legt de psychoanalyticus Darian Leader uit dat we in aanleg allemaal waanzinnig zijn, maar slechts enkelen dat ook daadwerkelijk worden en wat dat, gezien het belang van de waanzin, voor de ingrijpende gevolgen voor de samenleving moet hebben, en waarin er nogmaals een lans wordt gebroken voor Richard Rorty’s ‘voortdurende gesprek’ (zie hoofdstuk VIII). In paragraaf tien geeft de antropoloog Hans Peter Duerr een kijkje over de schutting waarmee we onze rationeel geordende westerse cultuur hebben afgezonderd van het door dieren, heksen en tovenaars bewoonde oerwoud van de waanzin, en wat we daarmee zijn kwijtgeraakt.
Om de slotconclusie alvast prijs te geven: waanzin is een noodzakelijke voorwaarde voor het voortbestaan van onze biologische soort, zodat een nieuwe emancipatorische beweging op gang moet komen om de waanzinnigen − na de slaven, de arbeiders, de vrouwen, de homoseksuelen en de transgenders – hun eigen rechtmatige positie in de samenleving te gunnen. Een biologische soort die zijn natuurlijke variaties niet koestert maar elimineert, zoals werd gepropageerd in de nazistische ideeën die vigeerden in de twintigste eeuw, verliest zijn aanpassingsvermogen en daarmee ook de mogelijkheid om onder voortdurende veranderende – fysieke dan wel psychische − omstandigheden te overleven. Dat er niet alleen veelbelovende maar ook mislukte varianten tussen zitten is duidelijk, maar welke dat zijn is op voorhand niet meteen duidelijk, zodat iedere poging met grote zorgvuldigheid en voorzichtigheid moet worden bejegend. Tenslotte wordt er door het hele hoofdstuk heen, impliciet of expliciet, de grens tussen zin en waanzin bekeken en wordt voortdurend de vraag gesteld aan welke kant van de grens de waanzin zich dan wel mag bevinden.
-
Blaise Pascal, uit: Michel Foucault, Geschiedenis van de waanzin in de zeventiende en achttiende eeuw, (vert. C.P. Heering-Moorman, Laurens ten Kate, Lucy Klaassen), Boom 2013, blz. 7. ↑
-
Justin Smith, Irrationality. A History of the Dark Side of Reason, Princeton University Press 2019, blz. 5-6. ↑
-
Ranne Hovius, De eenzaamheid van de waanzin; tweehonderd jaar psychiatrie in romans en verhalen, Nieuwe Zijds 2013. ↑
-
Ranne Hovius, De eenzaamheid van de waanzin; tweehonderd jaar psychiatrie in romans en verhalen, Nieuwe Zijds 2013, blz. 13-14. ↑