– DE VERLICHTING EN HET LICHT IN DE GOUDEN EEUW VAN DE NEDERLANDSE REPUBLIEK –
1. De Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden – 2. De Radicale Hollandse Verlichting – 3. Het wetenschappelijke wereldbeeld – 4. De Hollandse kijker of telescoop – 5. Meetkundige optica – 6. De microscoop – 7. De schilderkunst – 8. De literatuur – 9. De muziek
Bij Hollands licht denk ik aan Spinoza die zijn lenzen slijpt.
(Michel Denée)[1]
De Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden
De zeventiende eeuw is de periode in de Europese cultuurgeschiedenis die goeddeels samenvalt met de vroege Verlichting. Dezelfde periode staat ook bekend als de Gouden Eeuw in de geschiedenis van de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden: een door vlakke stranden en blonde duinen omzoomd lapje moerasgrond in een rivierdelta van krap veertigduizend vierkante kilometer, voor een belangrijk deel gelegen beneden de zeespiegel en tot aan de volgende zondvloed drooggehouden door dijken, windmolens en verzamelbekkens waarin overvloedig water kan worden opgevangen, dat bij langdurige droogte weer kan worden vrijgemaakt. De hooguit anderhalf miljoen door de strijd tegen het water geharde bewoners waren er bezig met een ongekend staatkundig experiment. In Frankrijk en Engeland keek men met argusogen naar die nieuwe, welvarende staat zonder koning, zonder hof van edelen, maar met zelfbestuur van een volk dat – naar gezegd werd – bestond uit louter kooplieden, vissers, kaasmakers en tulpenhandelaars.[2] Niettemin blonk men er uit op vrijwel alle gebieden van de cultuur, en dat ondanks de kracht- en geldverslindende Tachtigjarige Oorlog die er ter verdediging van de vrijheid en zelfstandigheid onder leiding van de eminente strategen Willem van Oranje en diens zoons, de halfbroers Maurits en Frederik Hendrik, met de zoveel talrijker Spanjaarden werd uitgevochten. Legers bestonden hoofdzakelijk uit huurlingen, en wie voldoende geld had om de soldaten gedurende enige tijd te betalen trok in de strijd meestal aan het langste eind. Zo werden ook de gezamenlijke strijdkrachten van de drie omringende grootmachten Frankrijk, Engeland en Duitsland na de twee jaar durende Hollands Oorlog verslagen.
Het koloniale wereldrijk van de Republiek waar het grote geld werd verdiend ‒ voor een aanzienlijk deel met de handel in slaven en opium ‒ strekte zich uit van Brazilië tot Afrika, van Guyana en de Antillen tot de westkust van Noord-Amerika, en later ook nog van Indonesië en Noord- en Zuid-India tot Japan. De contacten werden onderhouden door de 160 oorlogs- en koopvaardijschepen van de Oost- en West-Indische Compagnieën, die alle wereldzeeën bevoeren. De volgens afgunstige concurrenten grote geldbelustheid van de Hollanders bracht ze er zelfs toe met hun handelsschepen uit te varen op christelijke feestdagen, waarin de oorsprong ligt van de sage van de Vliegende Hollander: een op de eerste paasdag uit de haven van Terneuzen vertrokken schip dat door de duivel werd bezeten en sindsdien gedoemd is als spookschip eeuwig op de woelige, door stormen geteisterde wateren bij Kaap de Goede Hoop rond te varen.
Om het alleen bij de belangrijkste namen te houden domineerden René Descartes en Baruch Spinoza de filosofie, Isaac Beeckman, Christiaan Huygens en Antoni van Leeuwenhoek de wetenschap, Rembrandt van Rijn, Johannes Vermeer en Frans Hals de schilderkunst, Joost van den Vondel, Constantijn Huygens en Pieter Corneliszoon Hooft de literatuur en Jan Pieterszoon Sweelinck de muziek, en bij de meesten speelde het licht – letterlijk en overdrachtelijk, wetenschappelijk en artistiek − een fundamentele rol. Hoe kon het licht in die periode zich zo glansrijk samenballen in zo’n klein kerngebied dat zich daarmee een cruciale positie in de wereldgeschiedenis verwierf en een revolutie teweegbracht die haar weerga niet kent? Met welke middelen werden de zo vertrouwde en goddelijk volmaakte kristallen hemelsferen die de wereld sinds de Oudheid omgaven en beschermden tot gruzelementen geslagen en de christelijke engelenkoren uit de Middeleeuwen van hun concertpodia beroofd? Waarmee werden de eeuwenlang heersende machtsposities van adel en clerus aan het wankelen gebracht en kon de fysieke en geestelijke ruimte uitdijen tot schier onbegrensde omvang?
Hoewel de letterkundige Jacob Smit in zijn biografie van Constantijn Huygens sr. veronderstelt dat het niet mogelijk zal zijn precies na te gaan hoe het komt dat kunsten en wetenschappen tegelijk met handel en nijverheid tot zo’n ongekende bloei kwamen,[3] ligt één van de sleutels tot dit raadsel begraven in het bijzondere, gedurende eonen van erosie door rivieren en gletsjers aangevoerde zand. Die voor het Hollandse landschap zo karakteristieke bodemsoort vormde de grondstof voor de bereiding van het glas waaruit de Middelburgse brillenmakers Hans Lippershey en Zacharias Jansen de kwalitatief hoogwaardige lenzen slepen die voor het bouwen van telescopen en microscopen werden gebruikt. Met die nieuwe optische instrumenten werden niet alleen de voordien ongekende werelden van de macro- en microkosmos voor wetenschappelijk onderzoek opengelegd, maar werden ook door de heldere ramen, de camera obscura, en later de camera lucida, de kunsten fundamenteel beïnvloed en veranderd. In feite werden met de uitvinding van optische instrumenten toen en daar, in het vroegst en meest ‘verlichte’ deel van Europa, de ogen geopend en de bron aangeboord waaruit al onze huidige kennis over de veeldimensionale tijdruimte, van oerknal en zwarte gaten tot elementaire deeltjes, nanotechnologie en supersnaren is voortgekomen.
Maar de belangrijkste reden waardoor het Hollandse licht kon schitteren lag in de vergeleken met andere Europese mogendheden grote geestelijke vrijheid die er in de Republiek heerste op het gebied van de godsdienst en de filosofie. Daardoor vonden Descartes en Spinoza als vluchtelingen voor religieus geweld er een relatief veilig onderkomen en een goede voedingsbodem voor hun revolutionaire gedachtegoed.
-
Michel Denée, uit: Pieter-Rim en Maarten de Kroon, Hollands licht, Dutch Light Films 2003. ↑
-
Hella S. Haasse, Arie-Jan Gelderblom, Het licht der schitterige dagen. Het leven van P.C. Hooft, Querido 1981, blz. 25. ↑
-
Jacob Smit, Constantijn Huygens, de grootmeester van woord- en snarenspel, Martinus Nijhoff 1980. ↑