– DE VERLICHTING EN HET LICHT IN DE GOUDEN EEUW VAN DE NEDERLANDSE REPUBLIEK –
1. Verlichting in de rest van Europa – 2. Romantische wetenschap – 3. William Blake
William Blake
Speciale aandacht verdient in dit verband de Engelse dichter en graveur William Blake, die als een pre- of vroegromantische eenling kan worden beschouwd, maar al snel gezelschap kreeg van hoogromantische mededichters als William Wordsworth, Samuel Coleridge, Percy Shelley, John Keats en George Byron.[1]
‘Ik moet zelf een systeem creëren, of anders een slaaf worden van dat van een ander,’[2] schreef Blake, en hoewel er in het door hem gecreëerde systeem geen begin en geen eind aan de tijd bestaat, geen geboorte en geen dood, maar alleen de eindeloze pelgrimage naar de eeuwigheid, werd hij volgens de aardse tijdrekening niettemin gewoon geboren op de avond van 28 november 1757 om 19.45 uur, in het Londense gezin van een winkelier in manufacturen, garen en band. Hij onderscheidde zich van zijn eigentijdse gevoelsgenoten door zich niet af te zetten tegen het burgerlijke en zakelijke milieu waaruit hij zelf voortkwam. De relatie met zijn ouders was zelfs zonder meer goed te noemen, want zijn vroege tekeningen en gedichten hingen in zijn moeders kamer aan de wand en zijn vader stimuleerde zijn kunstzinnige ontwikkeling door hem zijn eigen gang te laten gaan en hem niet naar school te sturen, omdat William een grondige hekel had aan alles wat op aangeleerde kennis leek. Ook als oude man hield hij nog staande dat een schoolopleiding geen enkel zinnig doel dient: ‘Ik beschouw dat als verkeerd – het is de grootste zonde’,[3] en hij dichtte:
Godzijdank ben ik nooit naar school gestuurd
Om gedrild te worden in de leefwijze van dwazen.[4]
Als lezer en schrijver was hij dan ook autodidact, wat aan zijn eigenaardige taalgebruik en schrijfwijze in zijn gedichten nog wel te merken is, en aan rekenen had hij helemaal een broertje dood. Ook zijn eerste tekenvaardigheden heeft hij zichzelf bijgebracht door het natekenen van prenten en gebeeldhouwde figuren op de grafzerken en tomben in Westminster Abbey. Dat betekent overigens niet dat Blake nergens weet van had. Zo eenvoudig als bijvoorbeeld zijn geïllustreerde kindergedichten Songs of Innocence ook mogen schijnen, in de grond bevatten zij de nodige filosofische kennis van de mystieke, hermetische, alchemistische, kabbalistische en religieuze traditie waarvoor hij zich nadrukkelijk interesseerde en ook zeer in belezen was: de geschriften van Plato, Plotinos, de Hermetica, Paracelsus, Robert Fludd, Jacob Boehme en Emanuel Swedenborg.[5] Bijgevolg betoonde hij zich een fel tegenstander van de voor de Verlichting zo kenmerkende mechanistische en empirische, zijns inziens aan het leven zeer vijandige wereldopvatting afkomstig van zijn landgenoten Bacon, Newton, Hobbes, Locke en Hume:
Zij ontberen inspiratie & inzicht. Inspiratie & inzicht was & is & zal naar ik hoop altijd mijn deel zijn, mijn eeuwige verblijfplaats. Hoe kan ik hun woorden aanhoren zonder verachting met verachting te beantwoorden?’
Hij schreef niet alleen snerende dichtregels aan het adres van Newton, maar zijn hele werk is doortrokken van afkeer van het wetenschappelijke empirisme en hij gebruikte zijn poëtische talent nu niet bepaald om, zoals aanvankelijk Wordsworth beoogde, bij te dragen aan de wetenschap:
Ze vertelden me dat de nacht & dag het enige was wat ik kon zien;
Ze vertelden me dat ik vijf zintuigen had waarbinnen ik ben opgesloten.
En ze sloten mijn oneindige brein op in een knellende band.
En lieten mijn hart wegzinken in de afgrond, een rode, ronde, vurig hete bol…[6]
Een bondige samenvatting van Blakes eigen hermetisch-mystieke opvatting is te vinden in de beginregels van het grote gedicht ‘Vala’:
Een wereld zien in een korrel zand
En een hemel in een wilde bloem
Houd de oneindigheid in de palm van je hand
En de eeuwigheid in een stonde.[7]
Kenmerkend voor Blake, zijn ideeën en zijn werk, zijn de gravures die hij maakte, vaak bestaande uit een combinatie van beeld en tekst, die later met de hand werden ingekleurd. Hij vulde zijn poëtische en grafische wereld met deels historische, deels Bijbelse, deels mythische en voor de rest zelfverzonnen figuren, plaatsen en gebieden met dito namen die door het hele oeuvre heen een rol spelen: Los, Orc, Urizen, Europe, America, Albion, Atlantis. Op de laatste van een serie van zeven prenten die hij aan Het Laatste Oordeel wijdde, waaraan hij zeventien jaar heeft gewerkt en die hij tot aan zijn dood bij zich heeft gehouden, staan Noach en Albion, Abraham en Apollyon, Elia en Maria, Set en Jezus, Elohim en het eeuwig vrouwelijke, Araunah en Eliakim, Adam en Kain, wolken met vrouwen en kinderen, vallende duivels en opstijgende engelen,[8] kortom de hele goddelijke komedie waaraan de Britse dichter, filoloog en schrijver J.R.R. Tolkien de personages en landstreken uit zijn In de ban van de ring – hobbits, elfen, orks en tovenaars, Gondor, Mordor en De Gouw – heeft ontleend.
Minstens even beroemd is Blakes afbeelding van Isaac Newton die, tegen de dreigende achtergrond van de platoonse grot die hij altijd gebruikte als metafoor voor de gevangenis van het lichaam en de stoffelijke wereld die slechts wordt belicht door de smalle en bestofte ramen van de vijf zintuigen, naakt op een steen zit en voorovergebogen met een passer in zijn hand geometrische figuren tekent op een stuk papier, een vergelijkbare situatie met die waarin ook Archimedes vaak is afgebeeld. Als duiding van deze afbeelding kunnen de bestraffende woorden dienen die Blake bij een vergelijkbare prent schreef: ‘Hij die in alle dingen de oneindigheid ziet, ziet God. Hij die de rede ziet, ziet alleen zichzelf.’[9] En bij een andere gelegenheid: ‘Want de terreur van Bacon en Newton hangt, gehuld in dreigend staal, als een ijzeren gesel boven Albion.’[10]
Niet dat zijn godvruchtigheid en anti-rationalisme hem tot een dorre, zure zedenmeester maakten. Hij was voorstander van een vrije seksuele moraal en sommige van zijn vroege gedichten en prenten – meestal zedig weggehouden van overzichtstentoonstellingen en uit catalogi − bevatten lofzangen op de vrije liefde naast bizarre seksuele afbeeldingen, waaronder vrouwen die enorme, opgerichte fallussen beklimmen en fysiek zichtbaar opgewonden kinderen die betrokken zijn in seksuele handelingen met elkaar en met volwassenen.[11] Maar er zijn geen aanwijzingen dat hij zich zelf ooit aan extreme seksuele praktijken heeft overgegeven, en zelfs niet dat hij zijn vrouw Catherine ooit ontrouw is geweest.[12]
Wat de kwaliteit van zijn werk aangaat was Blake niet bepaald bescheiden en schreef in een brief aan de verzamelaar Thomas Butts over net afgeleverd werk:
Wat ik voor u gemaakt heb is even goed als het werk van Carracci of Rafaël, ik zeg u dat het even goed is, of anders ben ik blind, stom, onwetend en niet in staat om in een studie van twee jaar dingen te begrijpen die een kostschoolmeisje in de tijd van twee weken kan begrijpen. Wees ervan verzekerd, mijn goede vriend, dat er in deze tekeningen & afbeeldingen niets is wat niet tegelijk uit mijn hoofd & hart is gekomen.
Over beroemde vakgenoten was hij een stuk minder complimenteus:
Als de vorm of omtrek niet goed is, kunnen de kleuren nooit goed zijn; en die zijn altijd verkeerd bij Titiaan en Correggio, Rubens en Rembrandt.[13]
Kritiek op zijn eigen werk kon Blake slecht verkroppen en leidde bij hem meestal tot woedeaanvallen die hem de naam gaven ‘een man te zijn met een hoofd als een kanonskogel, als een explosieve kanonskogel’.[14] In een brief aan zijn uitgever, die de tekeningen die hij hem had toegestuurd nogal duister voorkwamen en niet vond passen bij de tekst waarvoor ze als illustratie bedoeld waren, schreef de gekwetste kunstenaar:
Maar jij hoort te weten dat wat groots is, voor bekrompen mensen noodzakelijk duister moet zijn. Dat wat duidelijk gemaakt kan worden aan een idioot is al mijn moeite niet waard. En ik weet dat deze wereld een wereld van VERBEELDING & visioenen is. Ik zie alles wat ik schilder in deze wereld aanwezig, maar niet iedereen ziet alles hetzelfde. In de ogen van een vrek is een guinje mooier dan de zon, & ziet een door geld versleten portemonnee er mooier uit dan een met druiven gevulde wijngaard. Een boom die de een tot vreugdetranen roert, is voor de ander een groen ding dat in de weg staat. Maar in de ogen van iemand met verbeeldingskracht is de natuur de verbeeldingskracht zelf. Voor mij is deze wereld een groot visioen van verbeeldingskracht.[15]
William Blake als de romantisch artistieke pendant van de rationele Descartes en Spinoza: het gevoel als de weg tot de overal in de natuur aanwezige God.
Inderdaad was Blakes belangrijkste eigenschap ongetwijfeld zijn verbeeldingskracht, zijn geestesoog, zijn contact met de andere wereld, zijn aanleg tot dromen, visioenen, profetieën en openbaringen – de enige manieren van kennen die, volgens zijn eigen zeggen, toegang geven tot de waarheid[16] −, waarmee hij zich heeft geschaard in de rijen van visionaire kunstenaars als Jeroen Bosch, Giuseppe Arcimboldo, Francisco de Goya, John Fuseli en de surrealisten.[17] Reeds als kind van een jaar of tien had hij tijdens een wandeling een visioen: opkijkend zag hij een boom vol met engelen, als sterren over alle takken verspreid. Toen hij dat thuis met stelligheid vertelde wist zijn moeder maar net te voorkomen dat hij wegens zijn vasthoudende liegen een pak rammel van zijn vader zou krijgen. En dat visioen was misschien niet eens zijn eerste, omdat zijn vrouw hem bij gelegenheid een eerdere verschijning in herinnering probeerde te brengen, waarover hij haar kennelijk had verteld:
Weet je nog, schat, dat je vier jaar was toen je God zag? Hij maakte jou aan het gillen door met zijn hoofd voor je raam te verschijnen.[18]
Geestverschijningen en visioenen hebben Blakes hele verdere leven bepaald, en vele verhalen deden daarover de ronde. Zo is het een geest geweest die hem heeft opgedragen ‘een kunstenaar te zijn & niets anders’,[19] omdat hij alleen daarmee gezegend zou zijn. Ook zag hij, na veertien dagen aan het sterfbed van zijn jongere broer Robert te hebben gezeten, hem op het moment suprême zijn lichaam verlaten en, zich in de handen klappend van vreugde, door het plafond richting hemel verdwijnen. Blake heeft de geest van zijn broer daarna nog vele malen op bezoek gehad, onder andere om door hem dichtregels ingefluisterd te krijgen die hij alleen nog maar hoefde op te schrijven en hem een nieuw en zeer succesvol procedé van graveren te openbaren. Verder heeft hij een elfenbegrafenis mogen aanschouwen:
Ik liep alleen in mijn tuin toen ik een zacht en aangenaam geluid hoorde waarvan ik maar niet kon vaststellen waar het vandaan kwam. Eindelijk zag ik een breed bloemblad bewegen en daaronder zag ik een optocht van wezens met de grootte en kleur van groene en grijze sprinkhanen. Op een rozenblaadje werd een lichaam voort gedragen dat onder gezang werd begraven waarna de stoet weer verdween. Het was een elfenbegrafenis.[20]
Frappant is ook het verhaal dat hoort bij een van Blake’s op een visioen gebaseerde scheppingen, een afzichtelijk, naakt en bloeddorstig wezen met een kom bloed in zijn klauwen, door hem De geest van een vlo genoemd, verteld door een bezoeker die bij het ontstaan van de tekening aanwezig was:
Toen ik Blake op een avond opzocht trof ik hem ongewoon opgewonden aan. Hij vertelde me dat hij iets prachtigs had gezien – de geest van een vlo! ‘En heb je er een tekening van gemaakt?’ vroeg ik. ‘Helaas niet,’ zei hij, ‘ik wou dat ik dat gedaan had, maar als hij weer verschijnt zal ik dat zeker doen!’ Hij staarde ernstig in de hoek van een kamer en zei: ‘Daar is hij weer – geef me mijn spullen aan – dan kan ik hem in de gaten houden. Daar is hij! Met een begerige tong die snel zijn mond in en uit schiet, met een kom voor het bloed in zijn hand en een huid bedekt met gouden en groene schubben’ – en zoals hij hem beschreef, zo tekende hij hem ook.[21]
Door deze nauwe relatie tussen zijn visioenen en zijn kunst had Blake de gewoonte zijn gravures niet te dagtekenen op de datum van voltooiing, maar van verschijning van het visioen – of van de ‘epifanie’, de Bijbelse term die James Joyce voor de plotselinge bewustwording van de ‘ziel’ van iets reserveerde − dat aan het werk ten grondslag lag.
Eens door een bezoekende dame gevraagd naar waar hij die vreemde beelden vandaan had, schijnt Blake gezegd te hebben: ‘Hier, mevrouw,’ terwijl hij op zijn voorhoofd tikte. Dat maakt het niet makkelijk uit te vinden wat hij zelf van de werkelijkheidswaarde van zijn visioenen vond. In ieder geval sprak hij over ‘altijd bestaande, heldere en duidelijke beelden’, die door de kunst tot uitdrukking worden gebracht en door iedereen met voldoende verbeeldingskracht kunnen worden gezien, zij het ieder op zijn eigen wijze, maar die eigenschap wordt maar door weinig mensen ‘in onze materialistische samenleving’ ontwikkeld. Vooral dat laatste was er de oorzaak van dat Blake zich een eenzaam buitenbeentje voelde, wat hij bij tijd en wijle betreurde:
O waarom ben ik geboren met een ander gezicht?
Waarom ben ik niet geboren als de rest van mijn soortgenoten?[22]
Maar meestal voelde hij zich gezegend met zijn bestaan dat hem meer roem zou brengen in de hemel dan op aarde:
In mijn brein bevinden zich studeerkamers & ruimtes vol met boeken & prenten uit oude tijden, die ik geschreven en geschilderd heb in de eeuwigheid voor mijn sterfelijke bestaan; & deze werken dienen tot lering & vermaak van de aartsengelen. Waarom zou ik dan rijkdom of roem in het sterfelijke bestaan verlangen?[23]
En kennelijk verbleef hij zo graag en vaak in die andere sferen, dat zijn vrouw Catherine iemand eens toevertrouwde dat ze niet zoveel aan Williams gezelschap had, omdat hij altijd in het paradijs was.[24]
Desondanks is Blake ook de aardse roem niet onthouden en hebben zijn denkbeelden en werk velen in zowel de hoge als de populaire cultuur beïnvloed. Aldous Huxley heeft de titel van een van zijn bekendste boeken, The Doors of Perception, waarin hij zijn visionaire experimenten met onder andere LSD en het effect van deze drug op de alledaagse beperkingen van de vijf zintuigen beschrijft, ontleend aan een regel uit Blake’s gedicht The Mariage of Heaven and Hell: ‘If the doors of perception were cleansed, everything would appear to man as it is: infinite.’ Dezelfde deuren komen ook terug in de naam van Jim Morrisons popgroep The Doors, die een andere dichtregel van Blake tot credo had: ‘De weg van buitensporigheid leidt naar het paleis van de Wijsheid.’ Hoewel dat nooit is bewezen ligt het wel voor de hand aan te nemen dat het op zevenentwintig jarige leeftijd overlijden van popidool Morrison aan excessief druggebruik is te wijten. Ook in de film Dead Man van regisseur Jim Jarmusch wordt direct verwezen naar William Blake, en zeker niet alleen met de naam van de door Johnny Depp gespeelde hoofdpersoon.
Op zijn sterfdag tekende Blake nog een portret van de snikkende Catherine en zong liederen en hymnen voor hij zijn laatste adem uitblies. Een aanwezige huisgenoot verklaarde dat hij niet bij het overlijden van een mens aanwezig was geweest, maar van een gezegende engel. Blake had Catherine beloofd dat hij haar nooit in de steek zou laten, en volgens haar gebeurde het inderdaad dat hij iedere dag een paar uur op bezoek kwam, in zijn stoel ging zitten, met haar sprak zoals hij dat gedurende zijn leven gedaan had, en haar adviseerde hoe ze zijn gravures het beste kon verkopen.[25]
-
Maurice Cranston, The Romantic Movement, Blackwell 1994, blz. 54. ↑
-
William Blake, ‘Jerusalem’, uit: Robin Hamlyn, ‘William Blake (1757-1827)’, in: William Blake, Fundación ‘La Caixa’ 1996, blz. 226. ↑
-
William Blake, uit: Kathleen Raine, William Blake, Thames and Hudson 1993, blz. 11. ↑
-
William Blake, uit: Peter Ackroyd, Blake, Sinclair Stevenson 1995, blz. 23, ↑
-
Kathleen Raine, William Blake, Thames and Hudson 1993, blz. 55. ↑
-
William Blake, uit: Peter Ackroyd, Blake, Sinclair Stevenson 1995, blz. 172. ↑
-
William Blake, uit: Peter Ackroyd, Blake, Sinclair Stevenson 1995, blz. 276. ↑
-
Peter Ackroyd, Blake, Sinclair Stevenson 1995, blz. 303. ↑
-
William Blake, uit: Robin Hamlyn, ‘William Blake (1757-1827)’, in: William Blake, Fundación ‘La Caixa’ 1996, blz. 226. ↑
-
William Blake, ‘Jerusalem’, uit: Richard Mankiewicz, Het verhaal van de wiskunde, Uniepers/Natuur & Techniek 2000, blz 109. ↑
-
Peter Ackroyd, Blake, Sinclair Stevenson 1995, blz. 210. ↑
-
Peter Ackroyd, Blake, Sinclair Stevenson 1995, blz. 82. ↑
-
Kathleen Raine, William Blake, Thames and Hudson 1993, blz. 20. ↑
-
Diego de Estrella, ‘The invention of William Blake’, in: William Blake, Fundación ‘La Caixa’ 1996, blz. 238. ↑
-
William Blake, uit: Peter Ackroyd, Blake, Sinclair Stevenson 1995, blz. 209. ↑
-
Maurice Cranston, The Romantic Movement, Blackwell 1994, blz. 53. ↑
-
Diego de Estrella, ‘The invention of William Blake’, in: William Blake, Fundación ‘La Caixa’ 1996, blz. 237. ↑
-
Peter Ackroyd, Blake, Sinclair Stevenson 1995, blz. 34. ↑
-
William Blake, uit: Peter Ackroyd, Blake, Sinclair Stevenson 1995, blz. 37. ↑
-
Alan Cunningham, in: Kathleen Raine, William Blake, Thames and Hudson 1993, blz. 138-139. ↑
-
Kathleen Raine, William Blake, Thames and Hudson 1993, blz. 177. ↑
-
William Blake, uit: Peter Ackroyd, Blake, Sinclair Stevenson 1995, blz. 35. ↑
-
William Blake, uit: Peter Ackroyd, Blake, Sinclair Stevenson 1995, blz. 218. ↑
-
Catherine Blake, uit: Peter Ackroyd, Blake, Sinclair Stevenson 1995, blz. 295. ↑
-
Peter Ackroyd, Blake, Sinclair Stevenson 1995, blz. 368. ↑